De geschiedenis van de spoorwegen wordt ingedeeld in tijdperken. De overgang tussen twee tijdperken is niet exact, maar wordt dikwijls gekenmerkt door wijzigingen in de spoorwegtechnologie. De opkomst van de hoge snelheidstreinen is hiervan een voorbeeld. De indeling is ook niet altijd dezelfde: zij kan verschillen van land tot land, afhankelijk van de bepaalde wijzigingen bij de spoorwegen in dat land. Zo worden locomotieven en wagons van de Duitse Spoorwegen ingedeeld in tijdperk V vanaf het ogenblik dat de nieuwste kleurstelling (rood met grijs) werd geïntroduceerd.
TIJDPERK | PERIODE | VOORNAAMSTE KENMERK |
I | 1835 - 1920 | Vooral private en lokale spoorwegmaatschappijen |
II | 1920 - 1945 | Ontstaan van de nationale spoorwegmaatschappijen |
III | 1945 - 1970 | Opkomst van de diesel en elektrische tractie. Het verdwijnen van de stoomlocomotief |
IV | 1970 - 1990 | Moderne locomotieven en rijtuigen |
V | 1990 - 2005 | Opkomst van de hogesnelheidstrein, privatisering van de spoorwegen |
VI | 2005 - heden | Op de verschillende spoorwegnetten zijn meer en meer private exploitanten met eigen materieel actief. De bestaan UIC nummering voor de identificatie van het materieel voldoen niet meer en wordt aangepast. Het goederenverkeer krimpt verder in. |
Meestal is een periode nog verder onderverdeeld. Deze onderverdeling wordt aangeduid met een letter (vb. IIIa).
De tijdperkindeling is vastgelegd door MOROP (Europese verbond van spoorwegmodelbouwers) in de NEM800 norm. NEM staat voor Normen Europese Modelspoorwegen. Er bestaan ook subbladen die de tijdperkindeling voor een bepaald land vastleggen.
Van de private spoorwegmaatschappijen zijn in Duitsland de K.P.E.V. (Königlich Preussische Eisenbahn Verwaltung) en de Königlich Bayerische Staatsbahnen veruit de belangrijkste. In de latere DRG (Deutsche Reichsbahn Gesellschaft) vindt U veel locomotieven terug van deze beide maatschappijen.
In België zijn het de maatschappijen Central Belge en Nord Belge die in 1926 fusioneren tot de Nationale Maatschappij de Belgische Spoorwegen (NMBS).
Kenmerkend aan de 1ste periode zijn de veelheid aan locomotieftypes maar ook de verscheidenheid van de gebruikte spoorbreedtes en signalisatiesystemen.
Bij het ontstaan van de nationale maatschappijen in de 2de periode verdwijnt de verscheidenheid. In Duitsland worden de stoomlocs ontworpen volgens eenheidstypes. Het voordeel bestaat er in dat onderdelen in grotere hoeveelheden kunnen worden geproduceerd (en dus goedkoper zijn) maar ook tussen verschillende locomotieftypes uitwisselbaar zijn. De centrale werkplaatsen moeten op die manier minder voorraad van vele verschillende onderdelen bijhouden.
In Duitsland wordt na de 2de Wereldoorlog het land en ook de spoorwegmaatschappij in twee verdeeld. In de DDR (Deutsche Demokratische Republiek - Oost Duitsland) wordt het de Deutsche Reichsbahn (DR) en in de BRD (Bundesrepubliek Deutschland) wordt het de Deutsche Bundebahn (DB).
In tijdperk 4 zien we in Duitsland (BRD) eenheidslocomotieven en rijtuigen in lichtere kleuren verschijnen (oceaanblauw/beige). Er ontstaat een kentering in de exploitatie. Het wegverkeer en vliegtuigverkeer nemen in belangrijke mate de rol van de spoorwegen als transportmiddel voor verre afstanden over. Vooral het goederenvervoer over de weg vreet aan de marges van de spoorwegmaatschappijen. Het vervoer van stukgoed wordt minder interessant en de maatschappijen beginnen zich te concentreren op het massavervoer: hierdoor zien we veel bloktreinen ontstaan voor het vervoer van containers, stortgoederen (ijzererts en steenkool), petroleumproducten, auto's en auto-onderdelen.
Kenmerkend voor deze periode is de invoering van het computernummer volgens UIC normen voor locomotieven en rijtuigen.
In het tijdperk 5 wordt Duitsland herenigd en smelten de beide spoorwegmaatschappijen samen. Een nieuwe maatschappij ontstaat : de DBAG. Onder Europese druk moeten de nationale maatschappijen privatiseren en zien we dat er dochterondernemingen ontstaan. Meestal vinden we een maatschappij terug die zich ontfermt over de infrastructuur en de exploitatie. Een andere maatschappij neemt het reizigersverkeer voor zijn rekening en nog een andere maatschappij het goederenverkeer. Het rollend materieel krijgt nieuwe kleuren: rood met witte accenten. In dit tijdperk doet de hogesnelheidstrein ICE zijn intrede in Duitsland.
Vanaf 2005 breekt tijperk VI aan. We zien meer en meer private ondernemingen actief in het goederenverkeer en het reizigersverkeer waar ze dikwijls de exploitatie van de door de nationale maatschappijen gesloten lijnen op zich nemen. Deze diversificatie brengt een zeer afwisselend beeld van rollend materiaal met zich mee. Het rollend materiaal van andere spoorwegmaatschappijen verschijnt over de landsgrenzen. In het reizigersverkeer zien we meer en meer dubbeldekstreinen verschijnen. Kenmerkend is het uitgebreidere UIC nummer dat op al het rollend materiaal wordt aangebracht.
(N.B. In het normblad NEM802b, dat specifiek de tijdperkindeling voor België behandeld is er nog geen sprake van een 6de tijdperk)
Ga verder met Schaalverhoudingen
Wanneer U geen menu's ziet klik dan hier