Plannen maken - Techniek

Ook qua techniek moeten keuzes worden gemaakt. Wanneer je kiest om een modelbaan in de schaal H0 te bouwen kan je kiezen voor verschillende stroomsystemen.

Dikwijls wordt deze keuze geassocieerd met bepaalde merken, maar dat hoeft niet noodzakelijk zo te zijn. Märklin is de meest gekende vertegenwoordiger van het 3-rail wisselstroomsysteem terwijl Fleischmann en Roco de bekendste vertegenwoordigers zijn van het 2-rail gelijkstroomsysteem.

Beide systemen (en merken) hebben hun voor- en nadelen. Een zaak is wel duidelijk: beide systemen zijn niet combineerbaar.

Bij het drierail wisselstroom systeem is rijspanning die van de transformator naar de motor van de locomotief gaat een wisselspanning. De spoorstaven van de rails zijn elektrisch niet gescheiden en in het midden van de rail zijn contactpunten aangebracht die de rijspanning naar de motor brengen door middel van een sleepcontact.
Dit beeld van een rail, 2 spoorstaven en de contactpunten in het midden komt niet overeen met de werkelijkheid. Bij de spoorwegen van het 'grote voorbeeld' is er geen middencontact. Voor mij is dit één van de grootste minpunten van dit systeem.

Anderzijds komt het wel de stroomafname ten goede: modelbanen met Märklin rails hebben een zeer grote bedrijfszekerheid, gewoon omdat het aantal punten waarop de stroom wordt afgenomen groter is.

Ik moet wel toegeven dat Märklin er hard aan gewerkt heeft om dit nadeel zo veel mogelijk weg te werken. De rails zien er veel realistischer uit als enkele jaren geleden. De middencontacten vallen nog nauwelijks op.

Een van de grote pluspunten van het 3-rail systeem is dat zonder problemen keerlussen kunnen worden gemaakt. Er moet geen rekening worden gehouden met de polariteit van de rails. Vooral bij kleinere banen is dit een pluspunt.

Märklin is er ook steeds in geslaagd een perfecte geometrie te houden in zijn assortiment rails en wissels. Dit wil zeggen dat bij ingewikkelde sporen plannen (vb de in- en uitritten van stations of rangeeremplacementen) je steeds perfect aansluit op de andere sporen zonder dat je moet gebruik maken van opvulstukjes.

Een ander nadeel van het 'Märklin'-systeem is dat het aanbod aan modellen beperkt is: Märklin zelf heeft wel een groot assortiment, dat sinds de samenwerking met TRIX er nog aanzienlijk op vooruitgegaan is. Ook de merken uit het tweerail systeem bieden modellen aan die omgebouwd zijn om te kunnen rijden op het drierail systeem van Märklin, maar omwille van de beperkte oplage van deze modellen zijn ze een stuk duurder dan hun broertjes en zusjes die voor het eigen systeem worden geproduceerd. De Märklin modellen zelf zijn ook duur. Daartegenover staat wel dat de modellen zeer degelijk zijn en goed zijn afgewerkt. Bovendien hebben Märklin modellen een hoge inruilwaarde op beurzen e.d. Mooi meegenomen voor verzamelaars.

Zoals reeds gezegd komt het tweerail systeem overeen met het 'grote voorbeeld', waardoor modelbanen een realistischer uitzicht krijgen. De motoren worden gevoed door gelijkspanning. Op de ene rail wordt een negatieve spanning aangebracht en op de andere rail een positieve spanning. Hierdoor gaat de motor van de lok in een bepaalde richting draaien. Wanneer de spanning wordt omgekeerd draait de motor andersom en zal de lok in de tegenovergestelde richting rijden. Het tweerail systeem heeft als nadeel dat keerlussen alleen kunnen gemaakt worden met behulp van een elektrische schakeling die er voor zorgt dat er geen kortsluiting optreed.

Het grote voordeel van het tweerail gelijkstroom systeem is dat er veel merken modellen aanbieden, om de meest bekende te noemen: Fleischmann, Roco, Lima, Jouef, Trix. Bovendien zijn er nog heel veel kleinere fabrikanten die modellen uitbrengen. Dat kan soms van belang zijn wanneer je een modelbaan wil bouwen naar het voorbeeld van een bepaalde spoorwegmaatschappij (vb NMBS of NS) waar de 'grote' merken slechts een beperkt aanbod hebben, maar het assortiment aanzienlijk wordt uitgebreid door de modellen van deze kleine fabrikanten.

Hetzelfde geldt voor rails en wissels. Ook hier is het aanbod veel uitgebreider, en dat kan een aardig verschil maken in het budget voor de bouw van je modelbaan.

Vroeger was het zo dat bepaalde merken goedkoper waren dan de andere (vb Lima en Jouef modellen waren minder duur dan Fleischmann en Roco). Door de toenemende detaillering is dit verschil nog nauwelijks aanwezig. Alle grote merken hanteren praktisch dezelfde normen qua schaalverhouding en detaillering, zodat ook de productie- en verkoopsprijzen quasi gelijk zijn.

Om een juiste keuze te maken moet je jezelf de volgende vragen stellen:

Zelf heb ik de keuze gemaakt voor het tweerail gelijkstroom systeem. De sporen en wissels op mijn modelbaan zijn van het Engelse merk PECO. Het rollend materiaal is in hoofdzaak van Roco en Fleischmann. Verder heb ik enkele modellen van Lima en Liliput (ondertussen Bachmann). Ik heb zelfs een locomotief van Märklin: een tijd lang bracht Märklin een aantal van zijn modellen uit voor het tweerail gelijkstroomsysteem onder de merknaam HAMO. Ondertussen bestaat HAMO niet meer, maar zijn modellen die door Märklin worden uitgebracht voor hun systeem ook verkrijgbaar voor het tweerail systeem bij TRIX.

Een andere keuze die je moet maken is hoe je de modelbaan wil besturen. Je kan dat op een analoge of digitale manier regelen.

Op analoge wijze wordt de snelheid van de trein geregeld door een regelbare rijspanning op de sporen te plaatsen. De grootte van de spanning wordt bepaald met een draaiknop of een schuifregelaar. Hoe groter de spanning hoe sneller de trein zal rijden. Aan dit systeem zitten een aantal nadelen. Ten eerste moet je de baan opdelen in circuits. Elk circuit wordt aangesloten aan één regelaar. Alle locomotieven die in hetzelfde circuit rijden krijgen dan ook dezelfde rijspanning, maar niet alle locomotieven hebben dezelfde rijeigenschappen. Daardoor zal de ene trein sneller rijden dan de andere. Wanneer meerdere treinen op hetzelfde circuit rijden zal de snelheid dalen omdat meer stroom wordt afgenomen. Hetzelfde gebeurt wanneer een trein een helling moet oprijden. Een aantal van deze nadelen kunnen gedeeltelijk weggewerkt worden door gebruik te maken van elektronische schakelingen.

Om een trein te doen stoppen wordt een onderbreking in de rails gemaakt. Deze stopsectie kan met behulp van een schakelaar zonder spanning worden gezet, waardoor de trein zal stoppen. Ook hier kunnen met behulp van elektronische schakelingen het abrupte stoppen en optrekken van de treinen realistischer worden gemaakt.

Wissels en andere elektromagnetische toestellen worden meestal bediend met drukschakelaars.

Het grootste nadeel van het analoge besturen is dat elk circuit, elk baanvak, elke stopsectie, de seinen en de wissels afzonderlijk moeten worden aangesloten op het besturingspaneel. Dat brengt heel veel aansluitdraden met zich mee. Wanneer dat niet ordelijk wordt aangelegd kan je grote problemen hebben wanneer zich een storing voordoet.

Dat brengt ons onmiddellijk bij een van de grote voordelen van de digitale besturing van een modelbaan. Alle aansluitingen gebeuren over 2 tot 4 draden die in de vorm van een ringleiding onder de baan worden gelegd. Alle informatie wordt door deze ringleiding gestuurd en opgepikt door het juiste 'object' via een decoder. De kabelsalade wordt hierdoor een stuk beperkt en dus ook veel overzichtelijker. Anderzijds moet elke elektrisch of elektromagnetisch toestel op de modelbaan uitgerust worden met een decoder.

Maar los van de overzichtelijke bekabeling zijn er nog tal van voordelen aan een digitaal besturingssysteem. Locomotieven kunnen in het systeem gedefinieerd worden waarbij de rijeigenschappen kunnen worden vastgelegd. Er kunnen meerdere locomotieven tegelijk worden aangestuurd. Rijden in treinschakeling of trek-duw combinaties worden plots eenvoudig om te implementeren. Hele wisselstraten kunnen met een enkel commando worden geschakeld. Bovendien kan je er voor kiezen om de modelbaan met een computer te sturen.

Alle nieuwe locomotieven zijn standaard uitgerust met een aansluiting voor een decoder. Deze decoders zorgen er niet alleen voor dat de locomotief kan rijden maar bieden dikwijls nog heel wat extra functionaliteit: het permanent laten branden van de front en achterlichten, het laten horen van een geluidssignaal (claxon), diesel of stoomgeluiden produceren waarbij het ritme afhankelijk is van de snelheid.

Digitaal rijden is niet goedkoop. Wanneer je een uitgebreide verzameling modellen hebt die uit het pre-digitale tijdperk stammen en dus allemaal moeten omgebouwd worden is dat geen evidentie. Voorlopig blijf ik dan ook maar analoog rijden en probeer ik zoveel mogelijk nadelen van dat systeem weg te werken met elektronische schakelingen.

Ga verder met Financien
Wanneer U geen menu's ziet klik dan hier

Valid HTML 4.01 Transitional